top of page
pexels-nappy-3536630.jpg

Parents - Dutch

Onderstaande “Veelgestelde vragen” met bijbehorende antwoorden zijn opgesteld door Johanne Paradis (University of Alberta) in samenwerking met leden van de COST Action IS0804. De Nederlandse vertaling is opgesteld door Anna de Graaf, Universiteit Utrecht, 2021.

Catalan.jpg
CATALAN
800px-Flag_of_the_Netherlands.svg.png
DUTCH
usa-flag-icon-flat-19_edited.png
ENGLISH
French.jpg
FRENCH
poland-hi.jpg
POLISH
Slovakia.png
SLOVAK
flag-of-turkey.jpg
TURKISH
FAQ’s ouders:
1. Wij voeden ons kind thuis meertalig op, maar we zijn bang dat dit mogelijk voor een taalachterstand zorgt. We willen graag weten of een meertalig kind altijd een achterstand krijgt. Met andere woorden: is een achterstand of vertraging normaal bij meertaligen?

Er bestaat veel onderzoek dat aantoont dat baby’s en jonge kinderen zeer succesvol twee talen kunnen leren. De vroege mijlpalen van de taalontwikkeling vinden voor kinderen die twee talen leren op dezelfde momenten plaats als bij kinderen die één taal leren. Zo brabbelen ze op dezelfde manier, zeggen ze hun eerste woordje rond hun eerste verjaardag (de normale variatie is grofweg 10-14 maanden) en beginnen ze rond hun 2e jaar ‘zinnetjes” van twee of drie woorden te maken (de normale variatie is grofweg 18-26 maanden).


Naarmate meertalige kinderen ouder worden, komen er wel enkele verschillen voor tussen hun taalgebruik en taalontwikkeling in vergelijking met eentalige kinderen, deze verschillen zijn echter volkomen normaal. Dit zou geen reden tot bezorgdheid moeten zijn of beschouwd moeten worden als risico op taalachterstanden en -stoornissen. Zo kan het voorkomen dat meertalige kinderen hun verschillende talen in één zin mengen (zie ook vraag 4 in de FAQ voor ouders) en kunnen ze in één van hun talen beter zijn dan in de andere qua woordenschat en grammatica. De taal die ze het best beheersen, is meestal de taal die ze het meest spreken en horen. Met voldoende tijd en blootstelling zullen ze dat niveau in hun mindere taal snel inhalen.

 

Tijdens hun kleuter- en vroege basisschoolleeftijd hebben meertalige kinderen in elke taal vaak een kleinere woordenschat dan eentaligen. Wanneer de woordenschat in al hun talen echter bij elkaar opgeteld wordt en alle woorden die elkaars vertaling zijn verwijderd worden, hebben meertaligen een vergelijkbare of zelfs grotere woordenschat dan eentaligen van hun eigen leeftijd. Na verloop van tijd overbruggen meertaligen vaak, maar niet altijd, het verschil in woordenschat met eentalige kinderen (in ten minste één van hun talen).

 

Meertalige kinderen in hun latere kleuter- en vroege basisschoolleeftijd kunnen iets langer doen over het perfectioneren van hun talen dan eentaligen. In het Nederlands bevat de verleden tijd bijvoorbeeld vele onregelmatige werkwoorden, lopen – liepen, zwemmen – zwommen, kijken – keken, evenals werkwoorden die in de verledentijd "-te" of “-de” krijgen: koken - kookte, spelen - speelde. Als Nederlands een van de talen van een meertalig kind is, kan dat kind meer fouten maken met onregelmatige werkwoorden dan eentalige Nederlandstalige kinderen van dezelfde leeftijd. Ze zeggen bijvoorbeeld "loopte" in plaats van "liep" of "kijkte" in plaats van "keek". Ook hier geldt: voldoende tijd en blootstelling aan het Nederlands, vooral geschreven Nederlands op school, zullen ervoor zorgen dat meertalige kinderen uiteindelijk hun taal perfectioneren.

2. Wij zijn meertalige ouders, maar overwegen ons kind thuis eentalig op te voeden met alleen Nederlands. Zelf spreken we het Nederlands echter met een sterk accent (omdat we als volwassenen zijn geëmigreerd) en zijn we beter in onze moedertaal. Is dit een goed idee?

Ten eerste is het belangrijk te beseffen dat de keuze om uw kind meertalig op te voeden door thuis uw moedertaal te spreken geen risico vormt voor de taalontwikkeling van uw kind in het Nederlands. Uw kind zal voldoende gelegenheid hebben om Nederlands buitenshuis te leren en door naar school te gaan. Het is daarom niet nodig om uw kind eentalig in het Nederlands op te voeden, mocht dit de reden zijn voor deze keuze. 

Ten tweede is het belangrijk te weten dat de taalvaardigheid van ouders erg belangrijk is bij het zorgen voor een goede dan wel slechte taalvaardigheid bij een kind. U (de ouders) moet een zeer goede (bijna moedertaal-) vaardigheid hebben in de taal die u met uw kind gebruikt om hem/haar de rijke woordenschat en complexe grammaticale structuren te laten horen die hij/zij nodig heeft om goede taalvaardigheden te ontwikkelen. Als u een taal spreekt waarin u zich niet volledig op uw gemak voelt, zou u uw kind misschien niet de benodigde taalvoorbeelden kunnen geven die hij/zij nodig heeft. Bovendien zult u merken dat u zich na verloop van tijd beperkt zult voelen in de onderwerpen die u met uw kind kunt bespreken, omdat de enige taal die u met uw kind deelt een taal is waarin u (de ouders) niet volledig thuis bent. Over het algemeen raden we ouders daarom aan om zoveel mogelijk met hun kind te spreken in de taal die zij zelf het beste spreken. Het is onvermijdelijk om niet ook deels Nederlands in huis te spreken, maar het is beter om thuis vooral jullie eigen eerste taal te gebruiken.

3. Wanneer is het tijd om professionele hulp zoeken als mijn meertalige kind niet spreekt of, in vergelijking met zijn meertalige leeftijdgenoten, een lagere taalvaardigheid laat zien?

(Zie ook het antwoord bij vraag 1)

Vertraging bij het spreken en traagheid in de ontwikkeling, in vergelijking met meertalige leeftijdsgenoten, zijn twee afzonderlijke zaken. Ten eerste bereiken meertalige kinderen hun eerste mijlpalen in de taalontwikkeling gelijktijdig met eentalige kinderen. Ze brabbelen bijvoorbeeld op dezelfde manier als eentalige baby's en produceren hun eerste woordjes rond hun eerste verjaardag (de normale variatie is ongeveer 10-14 maanden) en beginnen woorden te combineren tot twee- of driewoords-"zinnen" rond twee jaar oud (de normale variatie zit tussen de 18-26 maanden).

 

Omdat meertalige kinderen soms veel meer van de ene taal horen dan de andere, bereiken niet alle meertalige kinderen deze mijlpalen op hetzelfde moment in beide talen. De belangrijke factor is echter of ze deze mijlpalen in tenminste één taal hebben bereikt. Wanneer een meertalig kind, net als een eentalig kind, vertraagd is bij het bereiken van deze vroege mijlpalen, is het raadzaam om het kind te laten testen om de oorzaak van deze vertraging te bepalen (houd er rekening mee dat er een grote variatie in leeftijden is voor wat normaal is. Vertraging is dus niet aan de orde wanneer een kind aan de late kant van de normale variatie zit). 

Als het gaat om het vergelijken van de taalvaardigheid van een meertalig kind met zijn meertalige leeftijdsgenoten, is het allereerst belangrijk om te bepalen of het kind een lagere vaardigheid in één of in beide talen lijkt te hebben. En ook of één taal langzamer geleerd zou kunnen worden omdat het kind deze taal minder hoort en gebruikt dan zijn meertalige leeftijdsgenoten. Daarnaast is het belangrijk om erachter te komen of de waargenomen lagere taalvaardigheid niet gewoon deel uitmaakt van een normale variatie tussen verschillende kinderen, of dat het echt reden tot zorg is. Als het kind een trage ontwikkeling in allebei de talen laat zien die opvallend is in vergelijking met andere meertaligen, dan zou het raadzaam zijn om een logopedist te raadplegen voor een beoordeling.

4. Mijn kind is drie jaar oud en wij voeden hem thuis meertalig op. We proberen hierbij de “één-ouder-één-taal-regel”/“one-parent-one-language (OPOL)”-regel te volgen, maar merken dat onze zoon de twee talen met elkaar vermengt als hij spreekt. Betekent dit dat hij een taalstoornis heeft?

Het taalgebruik van uw zoon zoals u dat beschrijft, wordt "code-mixing" of "code-switching" genoemd. Alle meertaligen van alle leeftijden doen dit soms en dit is geen aanwijziging voor een taalstoornis. Bij jonge meertaligen (zoals uw zoon) kan de reden waarom ze code-mixen variëren. In de meeste gevallen zullen kinderen van die leeftijd meer code-mixen wanneer ze een gesprek voeren in de taal die ze minder goed spreken. (Jonge meertalige kinderen zijn zelden even goed in beide talen.) Soms kiezen meertalige kinderen woorden op basis van hoe goed ze ze kennen, in plaats van de taal waarin het gesprek gevoerd wordt. Zo onstaat er uiteindelijk een mix van talen in één zin.

 

Onderzoek toont aan dat jonge meertalige kinderen erg gevoelig zijn voor de taalvaardigheden en taalvoorkeuren van degene waar ze mee praten. Zelfs tweejarige meertaligen zullen meer (of zelfs uitsluitend) de taal gebruiken die hun gesprekspartner beter spreekt. Ongeacht of de ouders de een-ouder-een-taal-regel gebruiken zullen meertalige kinderen met hun ouders hun talen mengen, met name wanneer beide ouders de beide talen vloeiend spreken. Kinderen weten dan dat ze begrepen zullen worden, ongeacht welke taal ze gebruiken. 

Rond vierjarige leeftijd worden meertalige kinderen gevoelig voor het taalgebruik buitenshuis en worden ze zich bewust van welke taal in welke situatie passender is. Rond deze leeftijd hebben meertalige kinderen ook meestal voldoende woordenschat in beide talen ontwikkeld, waardoor ze tijdens een gesprek één taal kunnen blijven spreken en de talen niet meer zo snel zullen mengen om hun gebrek aan woordkennis op te vullen.

 

Meertalige kinderen zullen zich dus aanpassen aan de taalpatronen thuis, zoals het scheiden van talen volgens de sprekers of de situatie. Zelfs meertalige kinderen met een taalstoornis mengen hun taal niet overmatig, maar maken (in plaats daarvan) dezelfde keuzes voor een taal als hun normaal-ontwikkelende leeftijdsgenoten.

5. Wij zijn meertalige ouders en vermengen onze talen erg vaak. Kan het kwaad om twee talen met ons kind te spreken en deze af te wisselen (code-mixen)?

(Zie ook het antwoord onder vraag 4 over jonge meertalige kinderen die code-mixen terwijl hun ouders dat niet doen) 

 

Een van de meest voorkomende strategieën om een kind meertalig op te voeden, is door het volgen van de "een-ouder-een-taal"-regel. Deze strategie wordt vaak gebruikt in situaties waarin iedere ouder een andere moedertaal heeft en, in sommige gevallen, wanneer de ene ouder de moedertaal van de andere ouder niet spreekt. Volgens de een-ouder-een-taal-regel zouden ouders het kind alleen in hun eigen moedertaal moeten aanspreken en dit moeten volhouden, zelfs als het kind in de andere taal antwoord geeft. Deze strategie kan zeker succesvol zijn voor de opvoeding van meertalige kinderen, maar we weten ook dat het niet vereist is. Meertalige kinderen raken niet in de war of vertraagd als beide ouders beide talen met hen spreekt. En meertalige kinderen raken evenmin verward door het mengen van talen.

 

Voor gezinnen waar het mengen van talen gebruikelijk is, is het belangrijkste om te onthouden dat kinderen dan ook leren spreken volgens dit patroon. In ieder geval wanneer ze met andere gezinsleden spreken. Dit betekent niet dat ze in de war zijn, maar betekent alleen dat, aangezien het talen mengen het model is wat ze kennen, dat ook het model is wat ze leren.

 

Bij wetenschappers is bekend dat het mengen van talen een goede taalbeheersing vereist en ook een natuurlijke vorm van taalgebruik is onder meertaligen. De regels voor het combineren van de talen door meertalige sprekers zijn vrij precies (ook al zijn de sprekers zich hier zelf niet van bewust) en de situaties waarin veel wordt gecodemixed, variëren per meertalige familie en gemeenschap. Het wordt echter beschouwd als een rijke en complexe vorm van conversatie. Helaas komt het voor dat code-mixen als slecht wordt beschouwd door bijvoorbeeld zorg- en onderwijsprofessionals. Zij zien het ten onrechte als een belemmering voor de taalontwikkeling van kinderen. En hoewel het dus belangrijk is om je prettig te voelen bij het code-mixen wanneer dit binnen het gezin normaal is, is het ook belangrijk om je bewust te zijn onjuiste en negatieve opvattingen die je buitenshuis kunt horen.

 
És important de subratllar que en famílies en què la barreja de codis és usual els nens aprendran a parlar seguint aquest model, almenys amb la resta de membres de la família. Això no vol dir que estiguin confosos, només vol dir que, si tenen un model que inclou la barreja de codis, el segueixen.
 
La comunitat científica sap que la barreja de codis és un sistema molt sofisticat d’ús del llenguatge i que és una forma natural de comunicació entre individus bilingües i comunitats bilingües. Els patrons de barreja de codis són molt complexos (encara que els parlants no en siguin conscients) i les situacions en què es dóna la barreja de codis varien entre famílies i entre comunitats, però es considera una forma de comunicació complexa i rica. Lamentablement, la barreja de codis sovint es valora negativament i certs professionals la conceben com un obstacle per al desenvolupament lingüístic. És important de tenir present, doncs, que la barreja de codis forma part de la normalitat, però que és considerada negativament en alguns àmbits.
6. Op welke leeftijd moeten we ons kind een tweede taal laten leren? Moeten we wachten tot hij de eerste taal (thuistaal) onder de knie heeft, of moeten we zo vroeg mogelijk beginnen?

In de vroege kindertijd (tot een jaar of acht) is er geen exacte leeftijd te noemen waarop je het beste een andere taal kunt leren. Overal ter wereld zijn er kinderen die gelijkttijdig thuis vanaf de geboorte thuis twee talen leren. En er zijn er nog meer die de ene taal thuis en de andere op school met evenveel succes leren. Het is niet nodig om de talen één voor één te laten leren, al is het wel raadzaam om ergens voordat het kind 6-8 jaar oud is te beginnen met een tweede taal. Zeker als u wilt dat het kind de tweede taal zonder accent leert spreken.

Wanneer kinderen op latere leeftijd, of zelfs na de puberteit, met een tweede taal te maken krijgen, klinken ze zelden als moedertaalsprekers. Zelfs als ze de taal zeer vloeiend leren spreken. Meer dan leeftijd, heeft een succesvolle meertalige ontwikkeling vooral te maken met veel, rijke en voortdurende input van alle talen. En ook dat ze gelegenheid krijgen om deze talen vaak en in verschillende contexten te gebruiken. Ook de mogelijkheid van onderwijs in beide talen is een zeer goede manier om een succesvolle meertalige ontwikkeling te garanderen.

7. a Welke taal moet ik met mijn kind spreken als de schooltaal anders is dan de thuistaal en hij moeilijkheden heeft met beide talen? Moeten we stoppen met de thuistaal en alleen één taal gebruiken? Wat gebeurt er als wij, de ouders, stoppen met de thuistaal maar dat de grootouders deze taal nog wel met het kind blijven spreken?
7.b Onze vijfjarige zoon is tweetalig en heeft een taalontwikkelingsstoornis (TOS). Er is ons geadviseerd dat we thuis het beste één taal met hem kunnen spreken — de schooltaal. Dit zal erg lastig worden aangezien wij een meertalig gezin zijn en zijn oudere zus en broer allebei twee talen spreken. Moeten we dit advies opvolgen?

Helaas worden dit soort adviezen vaak gegeven aan ouders van meertalige kinderen met taalachterstanden, taalstoornissen en andere taal- of leerstoornissen, waaronder leesproblemen. Dit advies komt voort uit een wijdverbreide overtuiging dat het leren van meerdere talen voor kinderen met taal- of taalgerelateerde leerstoornissen te moeilijk is en dat het doorgaan met meerdere talen spreken, hun problemen zal verergeren. Wij zien veel zorgverleners en opvoeders die geloven dat het weglaten van een van de talen een noodzakelijk onderdeel is van de “therapie” die meertalige kinderen met taalstoornissen nodig hebben. 

 

Allereerst: er bestaat geen enkel empirisch bewijs voor deze overtuigingen. Integendeel, kinderen met taalstoornissen kunnen wel degelijk meertalig worden. Er zijn tal van gevallen bekend van kinderen met ernstige verstandelijke beperkingen, zoals het syndroom van Down, die meertalig zijn geworden. Of kinderen met autisme die tweetalig zijn geworden, en kinderen met taalontwikkelingsstoornissen (TOS) of dyslexie die meerdere talen leren spreken en lezen. In feite zijn de hierboven (vraag 6) beschreven kinderen hiervan het bewijs, aangezien ze, ondanks hun taalleerproblemen, toch meerdere talen spreken. 

 

Meertalige kinderen met TOS zullen al hun talen langzamer leren dan eentaligen, en hun uiteindelijke vaardigheid in de talen zal enigszins beperkt zijn, maar belangrijk is dat deze beperkingen vergelijkbaar zijn met eentalige kinderen met TOS. Met andere woorden, het opgroeien met meerdere talen verergert de TOS niet. 

 

Een andere overweging is de context van het gezin en de gemeenschap. Als het gezin al meertalig is, en misschien ook de gemeenschap, zal het erg moeilijk zijn om een kind binnen deze omgeving eentalig op te voeden. Om nog maar te zwijgen over dat het kind dan de complete identiteit zou missen, die andere familieleden en gemeenschapsleden wel hebben, of dat het onmogelijk wordt om een nauwe relatie met hun grootouders te hebben, wat tot gevoelens van isolement en falen kan leiden. Bij kinderen waarvan de taalleerproblemen het gevolg zijn van ontwikkelingsstoornissen zoals het syndroom van Down en autisme, is het zelfs nog belangrijker dat ze zowel de taal van de zorg en het onderwijs leren, als de taal van hun ouders, aangezien hun ouders waarschijnlijk langdurig de rol van eerste verzorgers en sociaal-talige gesprekspartners zullen hebben. Er is daarom geen enkele goede reden om thuis het taalgebruik te veranderen van twee naar één talen voor een kind met een TOS of andere taal- of leerstoornissen. 

 

Desalniettemin kan een kind zelf een voorkeur hebben voor de ene taal boven de andere taal en daardoor deze taal beter leren spreken dan de andere. Er bestaat alleen geen bewijs dat meertalige kinderen met een TOS vaker geneigd zijn dit te doen dan meertalige kinderen met een normale taalontwikkeling.

8. We wilden onze zoon naar een school sturen waar hij onderwijs krijgt in een andere taal (in zogenaamde onderdompelingsklassen) dan die we thuis spreken, zodat hij tweetalig opgroeit. Nu blijkt hij een taalontwikkelingsstoornis te hebben. Betekent dit dat hij beter niet naar een anderstalige school kan gaan?

Er is weinig bekend over in hoeverre kinderen met TOS in staat zijn om onderwijs te volgen in ‘onderdompelingsklassen’, waarbij kinderen onderwijs krijgen in een tweede taal. Maar uit eerder onderzoek blijkt dat de leerprestaties van Engelstalige kinderen met taalachterstanden op Franse onderdompelingsscholen in Canada, vergelijkbaar zijn met die van Engelstalige kinderen met taalachterstanden op Engelstalige scholen. Hieruit blijkt dat de leerprestaties van kinderen met TOS in een tweede taal niet minder waren; kinderen met taalachterstanden of TOS blinken echter sowieso niet vaak uit op school.

 

Hoe zit het dan met de taalontwikkeling van kinderen als ze onderdompelingsonderwijs volgen? We weten hier minder van, maar er is onderzoek gedaan naar kinderen met TOS die onderwijs volgen in een tweede taal, omdat ze uit migrantgezinnen komen. In dat geval is er dus geen sprake van een bewuste keuze voor onderwijs in de tweede taal. Dit onderzoek laat zien dat deze kinderen wel vloeiendheid in de tweede taal ontwikkelen, terwijl ze als gevolg van hun TOS worden beperkt in de ontwikkeling van de tweede taal. Ook hebben deze kinderen niet meer kans op het verliezen van hun eerste taal dan andere kinderen met een migratieachtergrond.

 

Het is belangrijk te realiseren dat het verschil kan uitmaken of tweetaligheid een noodzaak of een keuze is. In het geval van uw zoon is tweetaligheid een keuze en vereist het als zodanig een zekere inzet van de ouders en het kind. Ook vereist het inzet van de school om alle mogelijke ondersteuning te bieden op het gebied van taal en leren opdat uw kind zal slagen. Hoewel er dus geen bewijs is dat een kind met TOS geen tweede taal kan leren via school, moeten ouders zich wel afvragen of alle betrokken partijen het belang, de motivatie, de tijd en de middelen hebben om het kind te laten slagen in een dergelijke onderwijsomgeving.

 
Què sabem del desenvolupament del llenguatge en nens amb trastron específic del llenguatge en l’educació amb immersió? Hi ha estudis de nens amb trastorn específic del llenguatge que van a escoles en la seva segona llengua perquè pertanyen a famílies immigrants i, per tant, no tenen elecció. Aquests estudis demostren que adquireixen fluïdesa en la segona llengua, encara que mostren limitacions derivades del seu trastron específic. Aquests nens no corren més risc de perdre la primera llengua que els nens immigrants en general.
 
S’ha d’admetre que hi ha diferències entre els casos en què el bilingüisme és una elecció o és una necessitat. Quan és una elecció, requereix un cert compromís per part dels pares i de l’infant. També requereix un compromís per part de l’escola de proveir tot el suport necessari, lingüístic i acadèmic, perquè el nen se’n surti. Per tant, tot i que no hi ha evidència que un nen amb un trastorn específic del llenguatge no pugui aprendre una segona llengua a l’escola, els pares s’han de plantejar si totes les persones involucrades tenen interès, motivació, temps i recursos perquè el nen avanci en aquest tipus de context educatiu.
9. Mijn dochter spreekt de thuistaal vloeiend, maar heeft moeite met de schooltaal. Zou zij mogelijk een vertraging (stoornis) in alleen de tweede taal kunnen hebben?

Een taalachterstand en TOS zijn ontwikkelingsstoornissen. Dit betekent dat ze bij kinderen ontstaan en een gevolg zijn van verstoringen in de vroege neurologische ontwikkeling en dat de aanleg ervoor geërfd kan zijn. Een verschil tussen een taalachterstand en TOS is dat bij veel kinderen met een vroege taalachterstand, deze achterstand wordt ingehaald en normaliseert tegen de tijd dat het naar school gaat, terwijl kinderen met TOS met een taalachterstand beginnen en gedurende de schoolleeftijd problemen blijven houden met mondelinge taal.

Of het nu om een eerste of tweede taal gaat, een TOS beïnvloedt de gehele taalontwikkeling. Het is daarom niet mogelijk dat een meertalig kind met TOS, symptomen in de ene taal heeft, maar niet in de andere.

Alle meertaligen, met zowel een normale als een vertraagde taalontwikkeling, kunnen echter één taal hebben waarin ze vaardiger zijn dan in de andere. Dit mag niet worden verward met een soort "selectieve" taalstoornis. Als uw kind problemen lijkt te ondervinden bij het leren in zijn/haar tweede taal, dan is de oorzaak hoogstwaarschijnlijk in de omgeving te vinden. Als de schooltaal niet de gemeenschapstaal is en het enige contact van het kind met die taal op school is, kan het minstens één tot twee jaar duren voordat hij/zij echt vloeiend is in die taal. Als het kind de gemeenschapstaal op school leert naast leeftijdsgenoten die eentalig zijn in die taal, kan het lijken alsof het kind problemen heeft met de taal, omdat het (oneerlijk) wordt vergeleken met de eentalige norm.

 

Het kan ongeveer drie tot vijf schooljaren duren voordat meertalige kinderen een mondelinge taalvaardigheid in de schooltaal hebben die vergelijkbaar is met hun eentalige leeftijdgenoten. Andere mogelijke factoren die problemen kunnen veroorzaken bij het leren van de schooltaal zijn: een gebrek aan motivatie, leerproblemen of dat het kind inherent geen "getalenteerde" taalleerder is. Het hebben van een beperking in alleen de tweede taal kan echter geen mogelijke verklaring zijn.

10. Op welke leeftijd kan TOS worden gediagnosticeerd bij successieve tweetaligheid? Hoe lang moeten zij blootgesteld zijn aan de tweede taal?

(Zie ook het antwoord op vraag 9) 

Het kan drie tot vijf schooljaren duren voordat kinderen in hun tweede taal een mondelinge taalvaardigheid hebben die qua niveau gelijk is aan hun eentalige leeftijdsgenoten. Het kan daarnaast vijf tot zeven schooljaren duren voordat hun schoolse taalvaardigheden (zoals lezen en schrijven) op hetzelfde niveaus is als hun eentalige leeftijdgenoten. Omdat het zo lang duurt voordat deze kinderen een volledige beheersing van de tweede taal hebben, roept dit de vraag op naar een vroege en effectieve signalering van kinderen met TOS.

 

Wanneer clinici wachten totdat meertalige kinderen voldoende en adequate blootstelling hebben gehad, zullen ze kinderen met TOS onder-diagnosticeren op een leeftijd waarop ze behoefte aan therapie hebben. Immers, hoe vroeger de diagnose gesteld wordt, des te  eerder de therapie gestart kan worden. Het tegengestelde probleem is “over-diagnose”, waarbij te veel normaal ontwikkelende tweede taalleerders onjuist met een TOS gediagnosticeerd worden, omdat ze de tweede taal nog niet volledige beheersen.

 

Er bestaan enkele teststrategieën die ingezet kunnen worden om het probleem van onder- en over-diagnostisering te voorkomen. Allereerst, aangezien taalstoornissen zich altijd in beide talen van een meertalige manifesteren, is het belangrijk om informatie te verkrijgen over de vroege taalverwerving en de huidige taalvaardigheid, ofwel door directe observatie dan wel door een verslag van de ouders. Het kind zou tekenen van taalachterstand en verstoring in de eerste taal moeten laten zien. Ten tweede zouden bij het interpreteren van de prestaties van het kind in de tweede taal, andere meertalige kinderen gebruikt moeten worden als controlegroep en geen eentaligen. Tenzij het kind drie tot vijf jaar volledig is blootgesteld in de taal op school.

 

Beide strategieën kunnen leiden tot nauwkeurigere diagnoses. Maar er moet benadrukt worden dat, totdat er volledige meertalige normen beschikbaar zijn (ingedeeld naar hoe lang het kind is blootgesteld aan de taal) voor de taaltests die gebruikt kunnen worden met deze kinderen, het diagnosticeren van successief meertalige kinderen met TOS altijd minder nauwkeurig zal zijn dan bij eentalige kinderen.

11. Welke boeken raden jullie aan?

Genesee, F., Paradis, J. & Crago, M. (2011). Dual language development and disorders: A handbook on bilingualism and second language learning (second edition). Baltimore, MD: Brookes.

 

The Canadian Language and Literacy Encyclopedia: https://www.thecanadianencyclopedia.ca/en/article/literacy

 

Nederlandse titels:

Blumenthal, M. (2009) Meertalige ontwikkeling. Adviezen over meertalige opvoeding bij een auditief/communicatieve beperking, ACCO.

Blumenthal, M. (2011). Richtlijn multidisciplinaire (taal en spraak)diagnostiek

van meertalige kinderen. Sint-Michielsgestel: Kentalis.

Julien, M. (2008) Taalstoornissen bij meertalige kinderen. Diagnose en behandeling, Pearson.

Linden, Elisabeth van der & Folkert Kuiken (2012)  Het succes van tweetalig opvoeden. Gids voor ouders en opvoeders, ACCO.

https://meertaligheidentaalstoornissenvu.weebly.com/

bottom of page