Clinicians and educators - Dutch
Onderstaande “Veelgestelde vragen” met bijbehorende antwoorden zijn opgesteld door Johanne Paradis (University of Alberta) in samenwerking met enkele leden van de COST Action IS0804. De Nederlandse vertaling (vanuit het Engels) is opgesteld door Anna de Graaf, Universiteit Utrecht, 2021.
Met de aanduiding “clinici” worden zowel zorgmedewerkers zoals kinderartsen, kinderpsychologen bedoeld, als ook logopedisten en klinisch linguïsten.
CATALAN
DUTCH
ENGLISH
FRENCH
HEBREW
POLISH
RUSSIAN
TURKISH
PDF VERSION
Veelgestelde Vragen (en enkele antwoorden) Clinici en leerkrachten:
1. Ik zie in onze praktijk veel baby’s en peuters die thuis twee verschillende talen te horen krijgen. Vertraagt de blootstelling aan twee talen hun ontwikkeling?
Er is omvangrijk bewijs dat laat zien dat baby’s en peuters zeer goed in staat zijn om twee of meerdere talen succesvol te verwerven. De vroege mijlpalen van de taalontwikkeling vinden voor kinderen die één of meer talen leren gelijktijdig plaats. Zo brabbelen meertalige baby’s op dezelfde manier als eentalige baby’s, produceren ze hun eerste woordjes rond hun eerste verjaardag (normale variatie is grofweg 10-14 maanden) en beginnen ze rond hun tweede jaar met het combineren van woorden in twee- of driewoords- “zinnen” (de normale variatie is grofweg 18-26 maanden).
Naarmate meertalige kinderen ouder worden, manifesteren zich enige verschillen tussen hun taalgebruik en dat van hun eentalige leeftijdgenoten, maar deze verschillen zijn volkomen normaal. Ze zouden geen reden voor zorg moeten zijn of gezien moeten worden als risico op taalachterstanden of taalstoornissen. Zo kunnen meertalige kinderen hun talen mengen (of mixen) in één zin (zie ook vraag 4 in de veelgestelde vragen voor ouders) en kunnen ze wat betreft hun woordenschat en grammatica vaardiger zijn in de ene taal ten opzichte van de andere taal. De taal waarin ze op dat moment vaardiger zijn, is vaak de taal die ze het vaakst spreken en horen. Geef ze genoeg tijd en blootstelling en ze zullen het snel genoeg inhalen in hun minder sterke taal.
Gedurende hun kleuter- en vroege schoolleeftijd hebben meertalige kinderen vaak een kleinere woordenschat vergeleken met eentalige kinderen. Maar wanneer hun twee vocabulaires gecombineerd worden en alle vertaalde equivalenten verwijderd worden, dan hebben meertaligen een gelijke of zelfs grotere woordenschat dan hun eentalige leeftijdgenoten. Na verloop van tijd op school, overbruggen meertalige kinderen doorgaans, maar niet altijd, de woordenschatkloof met eentaligen in tenminste één van hun talen.
Meertalige kinderen in de latere kleuter- en schoolleeftijd kunnen, in vergelijking met eentaligen, wat langer doen over het perfectioneren van hun talen. In het Nederlands, bijvoorbeeld, bevat de verleden tijd een groot aantal onregelmatige werkwoorden: lopen – liep, zingen – zong, eten - at, evenals werkwoorden die “-de” of “-te” als uitgang krijgen: rennen – rende, fietsen - fietste. Als Nederlands een van de talen van een meertalig kind is, kan het zijn dat dat dit kind meer fouten maakt met onregelmatige werkwoorden dan eentalige Nederlandssprekende leeftijdsgenoten. Zij zeggen bijvoorbeeld “loopte” in plaats van “liep” or “eette” in plaats van “at”. Ook hier geldt dat, met tijd en voldoende blootstelling aan het Nederlands, meertalige kinderen uiteindelijk deze specifiekere aspecten van de taal zullen perfectioneren.
2. Wat moet ik ouders, die een meertalig kind met TOS hebben, adviseren over het taalgebruik thuis en op school? Ik denk dat ik ze moet adviseren om één van de talen te laten vallen, zodat hun kind zijn inspanningen kan richten op slechts één taal. Is dit het beste advies?
Het is jammer dat dit soort adviezen, hoe goed bedoeld ze ook zijn, zo vaak worden gegeven aan ouders met meertalige kinderen met taalachterstanden, taalstoornissen en andere taal- of leerproblemen, waaronder leesproblemen. Zoals in de vraag al wordt genoemd, komt dit advies voort uit de wijdverbreide algemene opvatting dat het leren van twee (of meerdere) talen onmogelijk is voor kinderen met een taal- of taalgerelateerde stoornis en dat het blijven gebruiken van twee (of meerdere) talen het probleem zal verergeren. Onze ervaring is dat veel zorgverleners en leerkrachten denken dat het wegnemen van één van de talen een essentieel onderdeel is van de “therapie” die meertalige kinderen met een taalstoornis nodig hebben. Het is belangrijk om hier direct duidelijk te stellen dat er geen empirische bewijs is dat deze algemene opvattingen ondersteunt. Integendeel, kinderen met taalstoornissen kunnen meertalig worden en met succes. Er zijn talloze gevallen beschreven van kinderen met ernstige intellectuele beperkingen, zoals het Syndroom van Down, die meertalig werden; van kinderen met autismespectrumstoornis (ASS) en kinderen met TOS of dyslexie die meertalige sprekers en lezers werden. Meertalige kinderen met TOS zullen al hun talen trager verwerven dan eentaligen en hun uiteindelijke vaardigheden in alle talen zullen wat beperkingen kennen, maar belangrijk is dat deze beperkingen meestal vergelijkbaar zijn met die van eentaligen met TOS. Met andere woorden, het meertalig opgroeien zorgt niet voor een verergering van TOS. Een andere overweging is de context van het gezin en de gemeenschap. Als het gezin al meertalig is, en de gemeenschap misschien ook, zou het moeilijk zijn om één kind er binnen deze context als eentalige buiten te laten. Om nog maar te zwijgen van hoe dat kind de dubbele identiteit zou missen, waar de andere familieleden en leden van de gemeenschap wel van profiteren, of de kans op een goede relatie met hun grootouders, wat kan leiden tot gevoelens van isolement en onvermogen. Bij kinderen wier taalleerproblemen worden veroorzaakt door ontwikkelingsstoornissen als het Syndroom van Down en ASS is het zelfs nog belangrijker dat ze zowel de taal van het zorg- en onderwijssysteem leren als de taal van hun ouders, aangezien dit meestal voor langere tijd hun belangrijkste verzorgers en sociaal-linguïstische gesprekspartners zijn. Er is daarom geen enkele goede reden om te adviseren het taalgebruik thuis te veranderen van twee naar één taal voor een kind met TOS of andere taal- of leerstoornis.
3. Wat adviseer ik ouders met een kind met TOS over schoolkeuze? Moet ik het de ouders afraden wanneer zij hun kind naar een tweetalige school willen sturen met als reden dat hun kind waarschijnlijk slecht zal presteren wanneer hij in een andere taal moet leren.
Er is weinig onderzoek naar hoe goed kinderen met een TOS presteren in tweetalige of taalbadklassen, waarin kinderen de schoolvakken helemaal of gedeeltelijk leren in hun tweede taal, een andere taal dan die ze thuis spreken. Maar uit bestaand onderzoek is gebleken dat Engelssprekende kinderen met taalachterstanden op Franstalige scholen in Canada, academisch evengoed presteerden als Engelssprekende kinderen met achterstanden op Engelstalige scholen. Leren in een andere taal verminderde dus niet de academische prestaties van de kinderen met een taalstoornis; kinderen met taalachterstanden/ -stoornissen hebben echter nooit de neiging om uit te blinken op school.
Hoe zit het met de taalontwikkeling van de kinderen wanneer ze naar een school met een onderdompelingsonderwijs gaan? Hier weten we minder van, maar er is onderzoek naar kinderen met TOS die op school in een tweede taal leren, omdat ze uit een immigrantenfamilie komen, waardoor ouders geen andere keuze hebben dan onderwijs in een tweede taal. Dit onderzoek wijst uit dat deze kinderen vloeiendheid in de tweede taal ontwikkelen, ondanks dat ze als gevolg van hun TOS beperkingen laten zien in hun vaardigheden in de tweede taal. Ook lopen deze kinderen niet meer risico om hun eerste taal te verliezen dan andere immigrantenkinderen.
Het is belangrijk te realiseren dat het verschil kan uitmaken of meertaligheid een noodzaak of een keuze is. Als meertaligheid een keuze is, vereist het als zodanig een zekere inzet van de ouders en het kind. Daarnaast vereist het inzet van de school om alle mogelijke ondersteuning te bieden op het gebied van taal en leren opdat uw kind zal slagen. Hoewel er dus geen bewijs is dat een kind met TOS geen tweede taal kan leren via school, moeten ouders (zeker in het geval dat het een keuze en geen noodzaak is) zich wel afvragen of alle betrokken partijen het belang, de motivatie, de tijd en de middelen hebben om het kind te laten slagen in een dergelijke onderwijsomgeving.
4. Welke taal gebruiken we tijdens de therapie? De dominante taal? De gemeenschapstaal? Beiden?
Het korte antwoord op deze vraag is dat het geven van therapie in beide talen in het algemeen wordt beschouwd als de beste manier. Omdat meertalige kinderen met een taalstoornis met al hun talen moeite hebben, kunnen alle talen profiteren van gerichte therapie. Om verschillende redenen kan meertalige therapie echter niet haalbaar blijken, bijvoorbeeld doordat de therapeut een van de talen van het kind niet spreekt, of de therapeut geeft de therapie op een eentalige school, waar het kind veel problemen ervaart en waar hulp in die taal gewenst wordt.
Als de therapie alleen in één taal gegeven wordt, welke taal moet dan gekozen worden? Het is waarschijnlijk dat de therapeut de gemeenschapstaal spreekt en dat, als dit niet de dominante taal van het kind is, dit een ongelukkige mismatch is. De therapie zou meer beperkingen voor het kind hebben, maar het is nog steeds gunstig genoeg om door te gaan met de therapie. De taalvaardigheid van het kind in de gemeenschapstaal zal alleen met de tijd toenemen en de noodzaak om zoveel mogelijk vaardigheid in deze taal te verwerven is duidelijk. Des te beter wanneer de taal van de therapie ook de dominante taal van het kind is. Eentalige taaltherapie kan meer voordelen bieden dan dat op het eerste gezicht lijkt. Dit komt doordat meertalige kinderen sommige taalvaardigheden kunnen transfereren of delen tussen hun talen, zoals fonologisch bewustzijn, het verbaal werkgeheugen, conceptuele kennis en metacognitieve strategieën. De ontwikkeling van deze vaardigheden in de ene taal kan dus ook helpen met de ontwikkeling hiervan in de andere taal of talen. Tot dusver is er echter minder bewijs dat zeer taalspecifieke aspecten van de lexicale en morfo-syntactische eigenschappen zo nauw met elkaar verweven zijn tussen de talen dat zeer specifieke doelen in de therapie automatisch gedeeld zouden worden met de andere taal.
5. Welke boeken kunnen jullie aanraden?
Genesee, F., Paradis, J. & Crago, M. (2011). Dual language development and disorders: A handbook on bilingualism and second language learning (second edition). Baltimore, MD: Brookes.
Goldstein, B. (Ed.), Bilingual language development and disorders in Spanish-English speakers (pp. 259-286). Baltimore: Brookes.
Roseberry-McKibbin, C. (2002). Multicultural students with special language needs. Oceanside, CA: Academic Communication Associates.
Julien, M. (2008) Taalstoornissen bij meertalige kinderen. Diagnose en behandeling, Pearson.
6. Zijn er officiële richtlijnen/aanbevelingen voor clinici die met meertalige kinderen werken?
The International Association of Logopedics and Phoniatrics, IALP, heeft een position paper uitgebracht.
The Canadian association, CASLPA, heeft een position paper uit 1997:
Blumenthal, M. (2011). Richtlijn multidisciplinaire (taal en spraak)diagnostiek
van meertalige kinderen. Sint-Michielsgestel: Kentalis.
Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie. Richtlijn Logopedie bij Taalontwikkelingsstoornissen. Woerden: NVLF, 2017.
Blom, E. & Blumenthal (2019). https://vhz-online.nl/wanneer-verloopt-de-verwerving-van-nederlands-als-tweede-taal-te-traag